II
‘De vormen van het totale gamma worden dus in drie stadia gedetermineerd. Eerst wordt het gamma vanuit een middengroep in drie hoofdgroepen verdeeld: blokken, staven en platen. Vervolgens wordt iedere hoofdgroep vanuit een centrale vorm onderverdeeld in drie kleine groepen met de kwalificaties kort en lang, smal en breed, plat en dik. En elk van deze kleine groepen kent tenslotte drie specimen. In het midden van deze negen kleine groepen ligt de groep van drie eminente blanke vormen, omgeven door de drie overgangsvormen tussen de drie hoofdgroepen.’ (VDL AS X, 9)
De meest belangrijke vormen zijn de blanke. Zij zijn een groep van zes vormen die blok, noch staaf, noch plaat zijn.
‘Vanuit deze superieure groep schiften de vormen zich als het ware in blokken, staven en platen, zoals het licht zich schift in de kleuren van de regenboog. De vormen van de kerngroep zullen wij daarom, in analoge zin, “blanke vormen” noemen.’ (VDL AS X, 7)
De drie blanke vormen in de hoeken zijn overgangsvormen tussen de vormen blok en plaat, tussen blok en staaf en tussen staaf en plaat.
‘De drie middelste blanke vormen hebben echter met alle vormen iets gemeen. De drie categorieën, blok, staaf en plaat, ontmoeten er elkaar in een ideale vorm, die zelf echter niet bestaat, maar zich in de ene vorm blokachtig, in de andere staafachtig en in de derde plaatachtig voldoet. Deze drie vormen spelen door hun eminente waarde een voorname rol in de architectuur.’ (VDL AS X, 8)
Afgeleide vormen zijn ook mogelijk. Ze kunnen bekeken worden als een verdubbeling van de authentieke vorm.